Marktwerking en innovatie worden vaak in één adem genoemd. Maar welke marktwerking leidt tot welke innovatie in de energietransitie. Ingegaan wordt op (externe) transportkosten en de voor burgers afgesloten energiemarkt. Na een pleidooi om lokale overheden met burgers de energiemachten en de conservatieve bouwkolom te doorbreken wordt afgesloten met innovatie en het ETS systeem.

Marktwerking en innovatie worden vaak in één adem genoemd. Maar welke marktwerking leidt tot welke innovatie in de energietransitie. Ingegaan wordt op (externe) transportkosten en de voor burgers afgesloten energiemarkt. Na een pleidooi om lokale overheden met burgers de energiemachten en de conservatieve bouwkolom te doorbreken wordt afgesloten met innovatie en het ETS systeem.

Voor een juiste marktwerking en duurzaamheid moeten alle externe (milieu)kosten goed worden doorberekend. Energie uit Spanje halen en hier distribueren vraagt een uitgebreid kabelnet met investeringen en transportverliezen. Grote energieleverende bedrijven zullen in de EU meer kabelcapaciteit bepleiten (investeringen voor netwerkbedrijven van overheid), waar wellicht lokaal kleinschalige opwekking en energieopslag beter is (of isolatie en energiebesparing). De gebruiker krijgt nu die kabels als vaste kosten op de energienota. Het maakt voor hem niet meer uit waar de energie vandaan komt en hij houdt bij de beslissing geen rekening met de distributiekosten. Een beter system vraagt ontwikkeling van meet- en registratiesystemen bij opwekkers en gebruikers (vallen soms samen) en flexibiliteit van wet- en regelgeving. Op zich is de wet die energiebedrijven splitst in transport- en productiebedrijven goed. De netten vallen onder de infrastructuur zoals ook de wegen. Maar die overheid zou dan tolwegen of een vorm van rekeningrijden in moeten voeren (graag wat sneller invoeren dan bij de wegen. Als transportkosten vanuit Spanje of een simpel verlengsnoer aan een PV-paneel van de buurman kunstmatig gelijk worden gehouden voor de gebruiker, elimineren instituties het kostenvoordeel van de buurman en klopt de comperatieve kostentheorie niet meer. RTL 7 geeft de hele dag de actuele beurskoersen. Bij een slechte weersverwachting dalen koersen van weergerelateerde fondsen. Dat is ook mogelijk bij energielevering aan consumenten. Dat is marktwerking. Nederland heeft met zijn uitgebreide kabelnetten de mogelijkheid slimme netten te ontwikkelen, zelfs zodanig dat echte transportkosten van energie tot aan de consument worden doorberekend en waarbij met nieuwe media de klant kiest. Laten we de modellen van Airbnb en Uber vanuit de overheid gebruiken voor echte  marktwerking om tot een duurzamere wereld te komen.

Volkskrant 31 dec 2013 over Spanje; “Maar deze zogenoemde vrije markt rammelt aan alle kanten. Stroomopkopers – grote buitenlandse investeerders – zoals Goldman Sachs en Deutsche Bank die tussen elektriciteitsproducenten en de distributeur inzitten hebben hun stroom aanzienlijk goedkoper kunnen inkopen dan de prijs die ze vergoed krijgen. Dat betekent dat de consument volgens sommige schattingen 1 miljard euro kwijt is aan de tussenhandel. Steeds meer Spanjaarden vragen zich af waar dat voor nodig is”. Vervolgens worden de energiemaatschappijen beschreven die het ook opmerkelijk goed gaat, terwijl investeerders de Spaanse staat voor de rechter halen in het kader van stimuleren van zonne-energie (ze maken minder winst op hun oude centrales). Dat is de wereld op z’n kop zetten en toch vragen politici zich af waarom de EU, met politici die dit mogelijk maken, zo impopulair is. Een ander bericht is opvullen overcapaciteit, zoals bij het betalen van boetes als burgers afval gaan scheiden (lijkt weer inde benen te zakken) en de afvalcentrale die te weinig afval krijgen transporten met afval van Italië en Engeland naar Nederland halen om die ovens maar goed bezet te houden (i.p.v. daar nieuwe efficiënte ovens te maken).

Als het waait en er is veel zon dan zou de energieprijs laag moeten zijn. Maar zo werkt dat niet voor de consumenten. Grote energiebedrijven of tussenhandel kopen goedkoop in als het aanbod hoog is. Als het aanbod laag is zetten ze hun centrales in en berekenen de klant steeds dezelfde prijs. Als (groepen) consumenten echt op die (spot) markt zouden mogen opereren kunnen ze gericht energieverbruik sturen met de elektrische auto, eigen accu opladen of wassen als de stroom goedkoop is etc. Dat systeem kan ook aangeven welk deel groen is (als gewone en scharrel en biologische eieren in de supermarkt). Dan kan elk moment via de markt een echte marktprijs ontstaan (inclusief de transportkosten). Een kolencentrale zal door heffingen op brandstof of ETS rechten duurder zijn met als gevolg afbouw van vervuilende centrales. Er komt meer groene energie die wordt opgeslagen bij teveel ‘groen’ aanbod. Binnen algemene veiligheidsvoorschriften kunnen gemeenten zelf netwerken en tarieven regelen, waarbij de infrastructuur wordt aangeboden via een lokale, kleinere en dus minder bureaucratische organisatie. Zelf opwekken en opslaan gaat met advies van gemeentelijke instellingen in buurten.. Daarbij is de problematiek in Amsterdam anders dan in Groningen. Op die verschillen is op een democratische manier in te spelen, waarbij voor administratieve en technische aspecten wordt samengewerkt op basis van nieuwe media. Decentraal sturen kan maatwerk leveren. Wat geldt voor de Wmo operatie (Wet maatschappelijke ondersteuningen) geldt ook voor de energietransitie. Maatschappelijke ondersteuning en duurzaamheid realiseer je niet met bureaucratie, grote bedrijven en lobby van de industrie maar met keukentafelgesprekken waar zoals in de WMO de gemeente verantwoordelijk  voor is. Maar dan moet de markt wel maatwerk kunnen bieden (spotmarkt; geen 1 of 3 jaar standaardcontract).

Voor energiebesparing is marktwerking in de energiesector en de bouwkolom (inclusief installatie branche) belangrijk. Dat is al jaren een moeizaam proces[ii]. De sector functioneert relatief traditioneel, waarbij grondposities en projectontwikkeling belangrijker zijn dan klant- en milieubewuste woningbouw. Soms zijn investeringen (isolatie) bij renovatie lastig te verrekenen in de huur. De minst draagkrachtige heeft dan over 10 jaar een lage huur, met een torenhoge rekening bij energieschaarste. De woningbouwcorporatie konden daarin een rol spelen, maar kregen na de bruteringsoperatie (verzelfstandiging) een ander kader binnen de “de markwerking” om de “efficiency te verbeteren”. Dat leidde tot debacles met schaalvergroting en mismanagement, waardoor men nu terug moet naar de kernactiviteit. Maar wat is dat? Is een woning voldoende of moet die ook weinig energie verbruiken? Hoort een leefbare buurt daar bij? Als er mogelijkheden zijn voor het opwekken van duurzame energie, moet een woningbouwcorporatie dit dan afhouden als zijnde geen kernactiviteit? Voor dit type vragen zijn kaders nodig, zodanig dat de lokale situatie hierop kan inspelen met bijvoorbeeld coöperaties [iii]. Het gaat om een overzichtelijke bij een bepaalde gemeenschap passende organisatie, waarbij de beslissingsmacht lokaal ligt (ook financieel). In de directe woonomgeving moeten burgers (ook woningeigenaren)zich beter kunnen organiseren en samen bewust eisen stellen aan de duurzaamheid, energievoorziening en de woonomgeving. Vertrouwen in de politiek is dan cruciaal maar dat ontbreekt. Betrokken burgers hebben betere en betrouwbare politici nodig die vooral lokaal de energietransitie integraal op de agenda zetten met die burgers zonder belanghebbende lobbygroepen vanuit grote bedrijven.

Het emissierechtensysteem (ETS) met als doel externe effecten efficiënt in te voeren in het marktmechanisme is vooral voor grote bedrijven theoretisch een perfecte filosofie. Alleen zijn die rechten nu veel te goedkoop. Politici hadden wat slappe knieën ten opzichte van de bedrijvenlobby (te veel rechten weggeven) en de crisis leidde tot minder bedrijvigheid, met minder vervuiling en dus tot lagere prijzen van de ETS-rechten. Op zich heeft dat een stabiliserend effect op de economie (systeem ademt anticyclisch mee). Bedrijven die door de crisis in moeilijkheden komen worden niet gedwongen extra investeringen te doen (vaak wel bij regelgeving) waardoor ze minder snel failliet gaan. Keerzijde is dat innovatieve bedrijven die het milieu verbeteren minder opdrachten krijgen. Het lijkt dan zinvol milieu- innovaties te steunen bij een conjuncturele dip om werkgelegenheid en kennis in stand te houden. Algemene innovatiestimulering wordt afgebouwd, omdat ETS via de markt die milieu-innovaties afdwingt bij hogere ETS- prijzen. Immers als die prijs toeneemt door schaarste is het voor bedrijven aantrekkelijker om via innovatie minder CO2 uit te stoten dan om meer dure ETS rechten te kopen om de productie op te voeren. Bedrijven die relatief eenvoudig (goekoop) hun productieproces aan kunnen passen zullen dat als eerste doen, waardoor er weer rechten op de markt komen voor bedrijven die dat niet kunnen. De totale uitstoot blijft beperkt tot het aantal uitgegeven rechten. Zo zorgt de markt er voor dat die bedrijven die het makkelijkste kunnen verduurzamen dat ook gaan doen. Bedrijven kunnen rechten kopen van arme landen waardoor die om op korte termijn te overleven ontwikkelingsruimte prijsgeven voor de lange termijn. Zo zijn er nog en aantal nadelige aspecten die om en kader vragen, maar in algemene zin leidt ETS tot een efficiënte verdeling van innovatie waarbij de sturing wordt verplaatst naar de markt.

Nederland kan met zijn goede infrastructuur goed slimme netten ontwikkelen . Daarbij zijn echte netwerkenkosten tot aan de consument door te berekenen met zicht op echte marktwerking met consumten op de spotmarkt. Onderdeel daarvan is zelf kiezen uit bijv. groene energie, (gezamenlijke) groene energie opslaan (van dicht bij of, inclusief transportkosten, van veraf) of in sommige gevallen apparaten af te schakelen etc.. Politici zorgen dat er lokaal steunpunten komen waar de burgers advies kunnen krijgen en zetten een echte hervorming voor de woningbouw op de agenda, waarin energie integraal is opgenomen. ETS met een goede en rechtvaardige prijsstelling is dan een prima aanvulling voor grote bedrijven.

[i] Verkorte versie uit PvdA discussiebundel ‘Economie, duurzaam en sociaaldemocratie’ 14 oktober 2014, redactie D.J. Joustra, H.Hofman en J.Oude Elfrink; bijdrage ‘Marktwerking en echte kosten’  (blz 37-44) van Harm Hofman en Jos Oude elfrink.

[ii][ii] Zie (Rotmans, 2010) en (Verbong, Selm van, Knoppers, & Raven, 2001)

[iii] (Duijvenstijn S&D