De enthousiast gestarte klimaattafels lijken hun glans te verliezen. Gele hesjes in Frankrijk dwongen politici de benzineprijs weer te verlagen en met de Provinciale verkiezingen stelt de VVD fractieleider dat hij niet alle klimaatplannen steunt, nu media de kosten daarvan tonen. Toch zijn er signalen met lokale burgerinitiatieven die tot optimisme stemmen. De vraag is hoe die signalen invloed uitoefenen in het kader van een brede discussie en de nieuwe omgevingswet.

De klimaattafels lijken een voorbeeld van het intussen ontaarde poldermodel. In zijn moderne vorm ontstaan rond de tweede wereldoorlog werd het met het akkoord van Wassenaar in aangepaste vorm weer populair. Dit consensusmodel is bekend vanuit de cao onderhandelingen waarbij werkgevers, vakbonden en overheid onderhandelen over arbeidsvoorwaarden. Maar het wordt ook toegepast rond overleg over beleid en regelgeving tussen verschillende belangenorganisaties, hun koepels en de overheid. Schaalvergroting waar vertegenwoordigers in het overleg niet meer een representatieve afspiegeling zijn van de bevolking, maar slechts een klein deel van belangenorganisaties vertegenwoordigen maakt dit model incourant. Het zijn wat grote bedrijven, vakbonden met een afnemend ledenaantal dat diverser wordt, maar ook bijvoorbeeld Greenpeace (klimaattafel) dat wel bekend is, maar niet echt geworteld in de samenleving. Met een afnemend vertrouwen in de politiek maakt dit de klimaattafels tot een elitair circus waarop mensen geen grip krijgen, terwijl het met energieprijzen en investeringen in duurzaamheid wel bedreigend is. Waar ongelijkheid toeneemt en vooral ook de middenklasse inlevert gaat dat schuren. Media maken organiseren van demonstraties makkelijker en ook de besmetting van die gevoelens gaat eenvoudiger over de grenzen heen. Daarbij heeft elk protest een druppel die de emmer doet overlopen en dan is vervolgens een soort symbool of zondebok nodig om te gedijen. In Frankrijk waren dat de benzineprijzen; in Nederland kan dat het klimaatakkoord worden. Het zegt relatief weinig over hoe mensen denken over duurzaamheid. Het zegt iets over de algehele stemming in de samenleving, maar als de geest uit de fles is met de energieprijs als een van de symbolen, wordt het erg lastig om in de concrete lokale situaties duurzame oplossingen te realiseren. De energietransitie kan dus sterk worden vertraagd door het achterhaalde poldermodel, waar men draagvlak zoekt binnen een kleine elite, maar ondertussen geen enkele steun meer heeft bij het overgrote deel van de burgers, waarvan een deel zich spiegelt aan de gele hesjes uit Frankrijk.

 

Nederland kent het unieke fenomeen van de brede maatsschappelijke discussie (BMD) over het energiebeleid, met aandacht voor kernenergie. Geen kernenergie was het advies in 1984, maar duurzaam. De regering ging tegen de meerderheid in, door met kernenergie, tot de kernramp in Tsjernobyl. Toen drong het tot hun kortzichtige geest door dat ze op het verkeerde spoor zaten en stopte de trein. In 2005, na het referendum over de Europese Grondwet, was er het besluit voor een BMD over de EU. Maar al dat najaar trokken zowel de regering als het parlement zich terug. Na twee referenda schaft men ook dat af en start weer de zinloze discussie over gekozen burgemeesters en ging Remkes weer studeren. In 2015 won Urgenda met 900 andere eisers een rechtszaak tegen de Staat over het klimaatbeleid. Volgens de rechtbank haalt de staat de toegezegde normen niet, maar politici leren niet en gaan in beroep (oktober 2018 verworpen) en in cassatie. Net asielzoekers die tegen beter weten in hun uitzetting steeds proberen uit te stellen. Het credo ‘Wij bewoners zijn de maatschappij en dus moeten wij het verschil maken’ klinkt dan ook sympathiek, maar de vraag is hoe je dat voor elkaar krijgt. De gele hesjesbeweging heeft zo zijn eigen methoden en komen met hun vaak terechte klachten in het nieuws (geholpen door beroepsdemonstranten). Pas met dat soort gewelddadige acties en niet door discussies of rechtszaken passen politici hun retoriek aan. Dat leidt overigens zelden tot structurele wijzigingen maar meestal tot het plakken van noodpleisters die de stinkende wonden van de zachte heelmeester opleveren. De BMD en andere voorbeelden laten zien dat burgers duurzaamheid hoog in het vaandel hebben maar dat het probleem zit in hardleerse Haagse politici (en lobby daaromheen) die pas hun desastreuze koers verlaten als er direct voelbare rampen gebeuren, zonder zich wat aan te trekken van de zwijgende meerderheid van de burgers.

 

Het argument dat de klimaattafels te snel willen is onzin. Het gaat verkeerd, maar te snel kan moeilijk het geval zijn zolang Nederland nog het afvalputje van Europa is. Daarbij is het probleem niet van vandaag of gister. NRC 2007: ‘Milieuminister Cramer (PvdA) zegt in een interview dat zij de klimaatdoelen van het kabinet wil realiseren met convenanten en andere vrijwillige afspraken met het bedrijfsleven. Daarmee sluit Cramer de ogen voor al het onderzoek en de ervaringen uit het verleden, waaruit blijkt dat convenanten niet geschikt zijn om het milieu te verbeteren.’ In een stuk van de gemeente lees ik nu: ‘logischerwijs beginnen we met de ‘makkelijke’ wijken met huurwoningen’. Ja, hallo, over snelheid gesproken. Dat stond 10 jaar geleden ook al in die convenanten. Wat is er dan in die 10 jaar gebeurd en wanneer beginnen we dan aan de

grootste opgave van al die diverse oude woningen in de koopsector? Dit is na 10 jaar weer de

echte uitdaging voor je uitschuiven. Dat zelfde lijkt te gebeuren aan de industrietafel waar milieuorganisaties nu opstappen omdat harde CO2 belasting weer moet worden ingeruild voor afspraken. En natuurlijk is er weer de bekende ‘stok achter de deur’. Dat is net zo’n soort stok die Urgenda al vanaf 2015 achter de deur vandaan probeert te krijgen om de overheid wat meer te laten bewegen. Advocaten worden er vet van maar niet het klimaat, terwijl het overheidsapparaat steeds verder groeit en overbelast raakt. Als we die tijd en de tijd die we besteedden aan klimaattafels benutten om samen met burgers te gaan verduurzamen, waren we een stuk verder geweest met veel minder mensen met de hakken in het zand.

 

Als ze er in den Haag niet meer uitkomen hebben ze de schutting naar de gemeente waar ze het overheen gooien. Vaak zonder de middelen en mogelijkheden die binnen de gemeente toch al beperkt zijn. Dat gebeurde met de WMO toen de zorgkosten de pan uit rezen en de omgevingswet is daarvan en soort formalisering onder de noemer participeren. Een BMD heeft ook nadelen en decentraliseren op de juiste manier is niks mis mee. Terlouw was teleurgesteld in de BMD: “Het werd een welles/nietes-debat met op de discussieavonden telkens dezelfde mensen.” Die constatering lijkt terecht al doet het weinig af aan de toenmalige stemming rond duurzaamheid. Voor de protesten rond een asielcentrum in Steenbergen komt een bekende groep Hooligans uit Rotterdam en voor de Zwarte Piet in Dokkum vertrekken bussen uit Amsterdam die vastlopen in Joure op ook weer een beperkte actiegroep. Dat verschijnsel neemt door internet en Facebook toe en deze typen groepsvorming kunnen desastreus uitpakken zoals een feestje in Haren liet zien. Abstracte begrippen hebben via de media een wereldwijd bereik, maar de fysieke lokale situatie heeft dat niet. Een abstract idee of ongenoegen organiseert mensen rond en specifiek thema. De werkelijke leefwereld integreert die verschillende ideeën in praktische oplossing binnen een lokale situatie. Dat laatste willen mensen aan werken als de omgevingswet dat mogelijk maakt. Helaas zijn de vooruitzichten somber. De woonvisie, van mijn dorp bestaat vooral uit een waslijst van wat we allemaal moeten aan visies, programma’s en overeenkomsten van Rijk, Provincie en regio. Het deel over duurzaamheid wijst vooral op warmtenetten en infrastructuur, dus de technische randvoorwaarden die afgeleid zouden moeten worden van het wonen, maar niet in de woonvisie zelf thuis horen. Abstracte ideeën en technische oplossingen lijken met media steeds meer tot protestacties te leiden. Echte participatie zie je waar mensen kunnen samenwerken aan concrete projecten. Dan hebben die participanten wel de ruimte nodig om het project in te vullen en mogen niet teveel worden gehinderd door andere notities en regelingen ook vanuit Europa. De omgevingswet is dus in principe een richting die we al voor de energietransitie nodig hebben, maar de vraag is of Haagse politici in staat zijn de regelruime echt af te staan aan gemeenten of erger die ruimte op een foute manier meer doorgeven aan Europa.

 

Samengevat lijkt de werkwijze van de klimaattafels contraproductief. Het gevaar bestaat namelijk dat veel mensen de hakken in het zand zetten. De brede maatschappelijke discussie is deels een oplossing, maar beter lijkt de richting van de omgevingswet. Het probleem is dat die nog niet in werking is (kan men wel naar toe werken) en zodra dat wel het geval is lijken de randvoorwaarden nog lang niet optimaal