Fortuyn stelde terecht dat ICT burgers meer eigen regelruimte kan geven (Fortuyn, 2002). Maar de gevestigde politiek gebruikt nog steeds de T Ford productielijn filosofie die Ford gezien de beperkte ontplooiingsmogelijkheden voor zich zelf verafschuwde. Voorbeeld is het knoeiwerk van de klimaattafels. Resultaat; succes voor Wilders en nu Baudet. Tijd om eens te kijken (zonder volledig te kunnen zijn)  naar analoge processen die ik meemaakte al voor 1995 met business proces re-enginering en zelfsturende teams in bedrijven en HBO[i].

 

De kerngedachte van Fortuyn (en business proces re-enginering, waar ook Fortuyn het leerde) is dat door nieuwe middelen zoals computers, internet etc., en een hoger opleidingsniveau mensen in het veld/ buurt (of aan machine) zelf meer kunnen beslissen.  Dat doen ze met zicht op de complexe situatie ter plekke die nooit volledig in een computer zit en dus niet bekend is bij de centrale planner in een bureaucratie. Daarbij functioneren mensen beter als ze zelf kunnen beslissen zonder hiërarchische lagen (die tijd en geld kosten) waardoor alles sneller en flexibeler verloopt. Volgens de filosoof Habermas is het ideaalbeeld een maatschappij waarin iedereen in gelijke mate aan mening- en besluitvorming kan deelnemen (is niet zo in hiërarchie). Dat ideaal ziet hij het meest in kleine (face to face) gemeenschappen verwezenlijkt. In grotere verbanden gaat het vermogen tot communicatief handelen steeds verder verloren. Een representatieve democratie vermindert dan ook door de grote schaal de betrokkenheid en kan zelfs tot apathie leiden[ii]. Het polderen rond het klimaatakkoord is daarvan een voorbeeld. Op grote (landelijk) schaal is er lang gesteggeld en onrust gezaaid met allemaal (vaak irrelevante ) informatie. Er zijn concessies gedaan aan bedrijven en monopolies. Klap op de vuurpijl; burgers gingen meer betalen. Uit de hoge hoed van Rutte kwam snel dat de prijsverhoging niet door ging, maar Baudet won de verkiezingen. Zijn er nu meer klimaatontkenners in Nederland? Gezien de toenemende TV beelden over natuurrampen, honger door droogte en Groningen ligt dat niet voor de hand. Het punt is dat het proces ongrijpbaar is, men niet betrokken en onzeker is en Nederland terug wil aan de Nederlanders. Men wil van het wazige klimaatakkoord en dit soort plannenmakerij af. Dan maar Baudet die ons het land terug geeft, net als Fortuyn (die er beter over had nagedacht) en waar gevestigde partijen niet naar willen luisteren, met een wat minder goed klimaat.

 

Plannenmakers stellen vaak dat bij  decentralisatie de synergie en efficiëntie verloren gaat ook door kennistekort. Die angst gaat voorbij aan het feit dat centraal sturen van synergie meestal ten koste gaat van veel overleg (tijd en geld) en onhandige compromisvorming tussen gevestigde vaak verouderde kennisdragers (met eigen belang). Kleine groepen (face to face) kunnen voor aspecten die dat toelaten zelf samenwerking aangaan met synergie-effecten, zonder dat een groep van een totale blauwdruk afhankelijk wordt  en de flexibiliteit verliest. De kern is dat er burgers in buurten/ wijken meer integraal aan een duurzame leefbare woning en buurt gaan werken, waarbij functies integraal worden opgepakt en techniek dienend is. Het laat de oude lineaire plancyclus los, die keuze optimalisatie voor oplossingen achter elkaar doet en dan als specialisten over het totaal hebben besloten, overgaat tot implementatie bij burgers. Het is beter gelijk de doelstellingen met de randvoorwaarden overeen te komen met betrokkenen, die dan in de lokale situatie parallel tot oplossingen komen. De tussenlagen van management en adviseurs bij de overheid, ook wel de kleilaag genoemd, vinden dat vaak moeilijk. Nu is klei bijzonder vruchtbaar als je op de juiste momenten maar vakkundig ploegt. Dat is dan ook wat had moeten gebeuren voor het klimaatbeleid. De inzet die nu wordt gepleegd aan klimaattafels en in regio’s had gelijk  bij de gemeente en buurten gekund. Omgeploegd met  informatie beschikbaar gemaakt voor gemeente en burgers zoals Fortuyn voorstelde met nieuwe ICT. Veel gemeenten tekenden al het burgemeestersconvenant met normen voor CO2 reductie die ze zouden realiseren. Welnu;

Geachte burgemeesters

Hoever bent u met uw burgers met het terugdringen van de CO2. Nog niet erg ver? Jammer want de normen worden nog stringenter, dus ga er maar snel aan werken. We horen graag binnen een half jaar van u zodat we samen de nieuwe normen vast kunnen stellen. We vernemen tevens graag van u en uw burgers welke regelgeving u aangepast wilt zien om die doelen sneller te bereiken. Mocht u de doelen niet bereiken dan verzoeken we u alvast een stevige verhoging voor de OZB aan uw burgers kenbaar te maken ter voldoening van de boete die we voor de eerstvolgende gemeenteraadsverkiezingen voornemens zijn op te leggen indien uw college en raad nalatig is bij het halen van de doelen.

Het stuurt gemeenten in het zoeken van oplossingen waarbij ze hun burgers betrekken, met als stok achter de deur dat ze bij gemeenteraadsverkiezingen uit moeten leggen waarom ze de norm niet haalden. Nu zit iedereen te wachten op gepalaver van de klimaattafels met allemaal vage verhalen. Dan krijgen we Den Haag met hun ‘verheven’ debatten en overleg met regelmatig een batterij verslaggevers voor een gesloten deur, waar laat op de avond politici uitkomen die steevast niks zeggen. En tot slot verdienen journalisten hun geld met zwartgallige interpretaties van niets zeggende teksten van politici (goed nieuws is geen nieuws en je moet toch wat zeggen). Vervolgens gaan de provincie en de regio op vage verhalen van de klimaat tafels nog een jaar of twee pakken papier en presentaties produceren die de onoverzichtelijk tjunami compleet maken. Dat kost veel tijd en geld en levert alleen frustratie op. Uiteraard zijn er naast acties met burgers nog stringente maatregelen (CO2 belasting) nodig voor industrie etc. die je als overheid op soortgelijke wijze op kunt leggen. Afspraken of convenanten met bedrijven over innovatie en extra inzet (vaak met subsidie)  zijn niet effectief[iii]. Innovaties komen veel sneller bij kritische vraag naar producten van gemeenten en burgers[iv]. De kern is dat met nieuwe ICT middelen het creatieve oplossingsvermogen van burgers in hun situatie wordt aangesproken, wat tot overzichtelijke herkenbare en rendabele investeringsplaatjes gaat leiden. Al het paniekzaaien over veel Peta Joules en gemiddelden van kostenplaatjes (gemiddelde Nederlander bestaat niet; wat moet je ermee?) kan achterwege blijven. Elke Nederlander krijgt zijn overzichtelijk deeltje Nederland terug en daarmee alle burgers samen het hele land.

 

Voor een groep werkt een aantal van 4 tot 8 actieve leden het beste, waarbij mensen meestal zelf een bepaalde rol op zich nemen[v]. In kleine groepjes luistert men beter naar elkaar, waardoor minder mensen afhaken. Maak er een grote groep van en de goede ideeën van bescheiden personen sneeuwen onder door dominantie van andere spelers. Beginnen met een bepaalde buurt/wijk lijkt gewenst om het onderling  leereffect te vergroten. Groepjes van gelijke woningen die veel voorkomen in een zelfde wijk gaan bij elkaar afkijken en de goede punten voor hun situatie overnemen. Een blok (woningen) voor blok aanpak verspreid over een gemeente, waarbij ‘afkijken’ lastiger wordt  lijkt niet verstandig, los van het feit dat het de aandacht voor ondersteuning van de gemeente versnippert. Een villawijk heeft nu eenmaal andere ondersteuning nodig dan een achterstandswijk en als gemeente kan je lastiger gelijktijdig adequate ondersteuning voor beide geven. Focus is dan beter. Het is belangrijk dat de eerste projecten niet gelijk mislukken, maar dat er een paar goede voorbeelden ontstaan. Dit vraagt een kritische selectie van de eerste buurten en groepen waarmee wordt begonnen (bijvoorbeeld waar al mensen actief zijn met PV, energie of andere buurtactiviteiten), maar er blijven mensen die niet mee willen doen. Besteed daaraan niet te veel aandacht, maar laat het project ook niet teveel leiden door enthousiastelingen die te ver voor de muziek uit lopen. Meestal is ongeveer 20% tegen, 20% voor. De 60% die het nog niet weet moet je niet, zoals met de klimaattafels, in de gordijnen jagen, maar minimaal 30% overtuigen. Dat lukt beter met realistische dan met wereldvreemde verhalen. Als dat zo uitkomt is het beter te beginnen met technische systemen te kiezen die zoveel mogelijk individueel toe- en aanpasbaar zijn. Dan ben  je minder afhankelijk van een paar dwarsliggers die niet mee willen doen in een collectief systeem. Maar zorg er wel voor dat mensen die wel willen maar minder goed kunnen worden geholpen. In een welgestelde buurt zijn er altijd mensen die (op dat moment) geen financiële middelen beschikbaar hebben. Geef dat aandacht en denk niet dat als 90% meedoet de klus geklaard is. Als de 5% die wel wil maar niet kan wordt  buitengesloten, zijn dat de ergste advocaten van de duivel bij het volgende project. Ze hebben namelijk in tegenstelling tot de notoire dwarsliggers negatieve argumenten uit de nabije praktijk die de 60% aanspreekt. Het werken met een buurt vraagt dus een nauwkeurige selectie, een begeleidingsproces en adequaat reageren op vragen, waarbij zicht op wat er leeft in de buurt en vooral daar op inspelen belangrijker is dan de techniek. Over de techniek moet simpelweg informatie inzichtelijk voor burgers on line beschikbaar zijn, zodat groepjes zelf gefundeerd een beslissing kunnen nemen.

 

Voor participatie is wantouwen het grote struikelblok. Het vertrouwen in managers bij bedrijven is laag, maar uitspraken van politici gelooft bijna niemand en de overheid is nuttig zolang ze subsidies weggeven. Dat wantrouwen nemen vrijwilligers niet weg, zeker niet zonder volwaardige steun van de politiek. Daarbij gelooft niemand een manager die orde en netheid bepleit maar zelf s’avonds een bureau met papieren en andere rommel achterlaat. Geloofwaardigheid begint met wat je doet; niet met retoriek. Dat geldt ook voor politici en overheid. Verder komt vertrouwen te voet en gaat te paard. En de paarden in de politiek zijn al en tijdje onderweg. Het vraagt dan ook stevige inspanningen om geloofwaardig participatie te realiseren. Technische oplossingen op eenzijdige aspecten zoals zorg, veiligheid, afval, energie etc., die burgers met algemene kreten geacht worden uit te voeren werkt slecht. Het klimaat kan aanleiding zijn om participatie te vergroten, maar dient in een integraal kader te passen waar ook andere aspecten een rol spelen. Zo kan de nadruk in een bepaalde buurt liggen op bijvoorbeeld geluidsoverlast als mensen daar het meeste last van ondervinden, mits ook andere aspecten mee worden genomen (misschien is geluid en warmte-isolatie te combineren). Bij positieve participatie  gaat het om een verschuiving  van gemeente brede actiegroepen van burgers met ongenoegen over een specifiek aspect (ergens tegen zijn; met functionele indeling), naar een buurtontwikkeling voor meerdere aspecten (niet alle). De nadruk ligt niet alleen op politiek actuele problemen maar op die van bewoners in een buurt. Relatief kleine stenen des aanstoots worden met burgers snel opgelost en niet afgedaan met ‘Daar hebben we het nu niet over; dat is een andere afdeling in de gemeentelijke organisatie  en een ander budget.’ Dat budget is dan moeilijk te vinden is, want geld is er waar op dat moment politici mee bezig zijn en op de rest wordt bezuinigd. Binnen bedrijven heet kijken naar wat werknemers in brede zin willen  de bloembakkenfase. Als mensen wat meer bloemen op de afdeling willen dan moeten ze dat makkelijk kunnen regelen (denk analoog aan gemeentelijk groen). Vervolgens pakt men samen het volgende probleem op. Neem eerst punten die mensen belangrijk vinden en soms niet eens veel kosten. Laat niet alleen de manager, bij wie elke dag de secretaresse bloemen op het bureau zet, de punten agenderen die goed zijn voor de efficiency van de bedrijfsvoering. Vertrouwen vraagt wederkerigheid en begrip voor elkaars situatie.

 

Deze visie vraagt aanpassing binnen het ambtelijk  apparaat. Dat apparaat is ingericht om de eigen aspecten, functies, koninkrijkjes of hoe je het noemt, vanuit hun leefwereld zo goed mogelijk bij bestuurders te ‘verkopen’ en vervolgens bij burgers per functie te ‘implementeren’. Dat is logisch want daarvoor zijn ze door de politiek meestal aangenomen (geldt vaak ook voor bedrijven). Wil men participatie (bij bedrijven zelfsturende teams), dan dienen de politiek en vooral de bestuurders (topmanagement bij bedrijven) hier met visie beleid op te voeren. Klimaat kan aanleiding zijn om in een buurt daar mee te beginnen, maar is nooit een drager van dit proces. Het is slechts één aspect van het samenleven. Een duurzame woonvisie (wonen is integraal) kan wel een drager zijn die per buurt wordt uitgewerkt. Per buurt is te bekijken hoe je het energie probleem mee oplost door bijvoorbeeld warmteopslag in de grond met een speeltuintje er boven, het plantsoen opknappen en gelijk een bron voor een warmtepomp slaan, nadenken over samen isolatie inkopen met steenstrips, PV panelen of buitenunits voor warmtepompen koopt en dat afstemt. Doel is duurzaamheid zonder ratjetoe van stijlen en her en der verschillende apparaten aan muren wat een minder prettige woonomgeving geeft met een waardedaling van individuele panden. Een dienst  stadsontwikkeling dient daar een passende/ dienende rol in te nemen. Omgekeerd geldt dat ook. De wens voor veiligheid kan met samen inkopen van dubbel glas c.q. veilige kozijnen en een camera aangesloten op een systeem kan voor weinig extra geld ook energie of zorg aspecten bevatten. Dit zijn slechts voorbeelden. De echte vragen leven bij de buurtbewoners die integraal met het klimaataspect zijn te benaderen. Voor het vertrouwen kan dan de eerste stap voor bestuurders, bijvoorbeeld B&W (maar ook commissies en woordvoerders) zijn elk een aantal buurten op te pakken en daadwerkelijk het proces te starten. Knelpunten in buurten ervaren ze dan zelf. Ze kunnen de ambtelijke organisatie, die vervolgens mee moet veranderen, bijsturen en daarmee het vertrouwen herstellen. Het begint dus bij betrokkenheid van en daarmee het vergroten van vertrouwen in het hoogste besluitvormend orgaan. In dit geval de politiek. Bij het schoon vegen van een trap begin je ook boven aan en niet andersom.

 

Een beter klimaat komt er alleen als veel burgers daaraan mee werken. Dat heet participatie wat niet ontstaat met creëren van wantouwen zoals o.a. met de klimaattafels in al een klimaat van wantrouwen tussen burgers en politiek. Bureaucratische plansystemen werken niet zoals de Sovjet Unie heeft geleerd. Het wordt tijd dat de politiek dat in gaat zien, het inzicht van Pim Fortuyn oppakt en samen met burgers problemen op gaat lossen waarbij technici, belanghebbende bedrijven en lobbygroepen op de bijrijderplaats gaan zitten. Als de politici de creatieve potentie en motivatie van veel burgers aan weet te spreken zal het totaal meer zijn dan de som der delen. Met het huidige klimaatcircus worden de doelstellingen nooit gehaald omdat de creatieve potentie en motivatie wordt gebuikt om de vage als onrechtvaardig ervaren plannen te torpederen.

[i] Zie ook weblog; Wijkaanpak? Terugkijken om verder te komen!

[ii] Zie (Hofman, Naar de Verlichting en eeuwige vrede van Kant, 2018) voor Habermas en beperking van democratische systeem; dit citaat komt uit (Hofman & Huijsmans, Business process re-engineering in industrie en hbo , 1995)

[iii] Zie voor kritisch rapport over eerder project met afspraken (convenant) ten tijde van minster Cramer na onderzoek van Nyenrode (Hal van, December 2008)

[iv] Zie (Porter M. , Concurrentievoordeel, de beste bedrijfsresutaten behalen en behouden (orgineel Competitive Advantage), 1989) (Porter M. , The competitve advantage of nations, 1990) (Porter M. , 1999)

[v] Zie (Belbin, 1998). Overigens is het wel belangrijk om op die rollen te letten en kan het wel het projectsucces sterk beïnvloeden zoals bleek bij een onderzoek bij ASML (Hofman & Kokke, De weg naar project succes, 2000)

Belbin, R. (1998). Teamrollen op het werk (Teamroles at work) . Schoonhoven: Academic services.

Fortuyn, P. (2002). Droomkabinet, hoe Nederland geregeerd oet worden. Amsterdam: vn Gennep.

Hal van, J. P. (December 2008). Draaien aan Knoppen. Breukelen: Nyenrode Business Universiteit Center for Sustainability.

Hofman, H. (1986). Management en arbied niewe stijl. PT werktuigbouw , 40-41.

Hofman, H. (2018). Naar de Verlichting en eeuwige vrede van Kant. Amsterdam : Brave New Books.

Hofman, H., & Huijsmans, K. (1995). Business process re-engineering in industrie en hbo . Assen: van Gorcum.

Hofman, H., & Kokke, L. (2000). De weg naar project succes. Bedrijfskundig vakblad , 23-26.

Hofman, H., Foks, O., & Kokhuis, J. (2000). Scenario’s voor kennisomgevingen. Assen: van Gorcum.

Porter, M. (1989). Concurrentievoordeel, de beste bedrijfsresutaten behalen en behouden (orgineel Competitive Advantage). Utrecht/ Antwerpen: Veen.

Porter, M. (1999). Over concurrentie. Amsterdam: Contact.

Porter, M. (1990). The competitve advantage of nations. London: The Macmillan Press Ltd.